Online zelfstudie: A. Wet en regelgeving. B. WHO-6-step methode
Leerdoelen
- De arts kent de relevante wetgeving ten aanzien van voorschrijven
- De arts kent de relevante lokale afspraken (in het JBZ de JCI normen) ten aanzien van voorschrijven
A. Wet- en regelgeving
Geneesmiddel en opiumwetgeving
Let op: sinds 1 januari 2014 is elektronisch medicatie voorschrijven verplicht!
Volgens de geneesmiddelenwet dient elk recept de volgende elementen te bevatten:
- naam voorschrijver, liefst met adres en telefoonnummer
- datum van voorschrijven
- naam, geslacht, geboortedatum en adres van de patiënt (bij kinderen lichaamsgewicht/lengte erbij vermelden)
- paraaf (handtekening bij opiumwetgeneesmiddelen)
Een recept bevat tenminste drie regels:
- de stofnaam en sterkte in doseereenheid bijv. mg. R= recipe = neem.
- de toedieningsvorm bijv. tablet en het aantal (dtd = da tales doses = geef zodanige hoeveelheid)
- geeft aan wat er op het etiket moet komen staan. Denk met name aan aanwijzingen omtrent tijdstip van inname, kuur afmaken, geen voertuig besturen. Bij niet orale medicatie moeten er aanwijzingen worden gegeven voor de manier van toedienen.
Verder zijn artsen die laboratoriumonderzoek hebben laten uitvoeren naar de nierfunctie (MDRD/e-GFR) van een patiënt verplicht om een afwijkende uitslag ook aan de apotheker door te geven. Dit moet dan op het recept worden vermeld.
Het voorschrijven van opiumwetmiddelen is geregeld in de Opiumwet. Opiaten moeten volgens speciaal recept voorgeschreven worden:
- Sterkte van het preparaat en aantal af te leveren eenheden moeten voluit in letters worden uitgeschreven.
- Naam, voorletters en volledige adres van arts en patiënt moeten worden vermeld.
- Maximale dagdosis moet worden uitgeschreven.
- Het aantal herhalingen moet voluit in letters worden geschreven.
- Het recept moet worden voorzien van een volledige handtekening van de voorschrijver.
- Per receptbriefje mag slechts één preparaat worden voorgeschreven.
- Het recept moet met onuitwisbare inkt worden geschreven.
Verkeersdeelname met medicatie
Bepaalde geneesmiddelen kunnen als werking of bijwerking de rijgeschiktheid van de gebruiker beïnvloeden. In dit geval gaat het vooral over effecten zoals duizeligheid, sufheid, een afgenomen concentratievermogen of verminderde oplettendheid.
Volgens de wegenverkeerswet is een bestuurder strafbaar als deze rijdt onder invloed van een middel waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten dat zijn rijvaardigheid erdoor verminderd kan worden. De voorschrijver heeft de plicht om patiënten hierover te informeren. Op www.rijveiligmetmedicijnen.nl is per geneesmiddel een advies geformuleerd.
B. WHO-6-step methode
Leerdoelen
- De arts schrijft rationeel voor door toepassing van het algoritme van de WHO-6-step en beargumenteert de keuzes.
De WHO heeft een methode ontwikkeld om systematisch goed en rationeel voor te schrijven. Hieronder wordt deze weergegeven.
Dit vraagt kennis van relevante richtlijnen (wat is een eerste keus middel?), kennis van interacties en de attitude om dit na te zoeken bij twijfel, en kennis van werkingsmechanismen en verwachte bijwerkingen in de follow up.
Deze verschillende elementen komen grotendeels aan bod in de andere hoofdstukken, met name hoofdstuk 3. De overige informatie kan worden opgezocht in richtlijnen en het farmacotherapeutisch kompas (bijv. interacties).
Bron: proefschrift Karen Keijsers, Education in appropriate pharmacotherapy in older patients
In stap 5 en 6 is het belangrijk te beseffen dat werking en bijwerking pas na een tijdje optreden en dat als een geneesmiddel wordt gestopt het weer enige tijd duurt voordat het uit het lichaam is.
Dit wordt bepaald a.d.h.v. de halfwaardetijd van een geneesmiddel, die hangt weer samen met onder andere de klaring (nier en leverfunctie). Dit is terug te vinden in het farmacotherapeutisch kompas (https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/farmacologie/farmacokinetiek#het-gedrag-van-het-geneesmiddel-in-het-lichaam).
STELREGEL 1.
Na 4-5 x de halfwaardetijd is een geneesmiddel uitgewerkt.
STELREGEL 2.
Na 4-5 x de halfwaardetijd is er een steady state spiegel bereikt.
STELREGEL 3.
Als de steady state te laat optreedt gezien het klinische beeld van de patiënt kunt u bij specifieke medicijnen een oplaaddosis geven. Die hoeft niet aan de nierfunctie te worden aangepast.